Het contrast is opvallend. Aan de ene kant zien we Donald Trump, voormalig president van de Verenigde Staten, met een grote glimlach naast UFC-baas Dana White.
Hij bezoekt regelmatig evenementen. Niet stiekem, niet achter de schermen. Nee, vooraan. Zichtbaar. Alsof hij wil zeggen: dit is mijn sport.
En in Nederland? Daar hebben we koning Willem-Alexander. Ook sportliefhebber. Ook zichtbaar bij veel evenementen. Maar niet bij kickboksen. Nog nooit. En dat is raar.
Nederland heeft een van de rijkste kickboksgeschiedenissen ter wereld. Van Peter Aerts tot Remy Bonjasky. Van Badr Hari tot Rico Verhoeven. De wereld kijkt naar ons.
En toch lijkt het alsof we er een beetje voor schamen. Alsof kickboksen niet waardig genoeg is voor een officieel lintje of een koninklijk schouderklopje.
Dat terwijl de sport vol zit met discipline, respect en topsportniveau.
Willem-Alexander stond naast Sven Kramer en Max Verstappen. Maar Rico Verhoeven? Die mag het doen met de liefde van het volk, niet van de koning.
Denk eens aan de impact. Willem-Alexander en Máxima op de eerste rij bij een Glory-event. Een zwaai naar het publiek. Een praatje met Rico.
Het zou het imago van kickboksen veranderen in één avond. Instant respect. Geen 'achterbuurtsport' meer, maar een serieuze discipline.
Kinderen zouden thuis zien dat hun sport er wél toe doet. Sponsors zouden anders kijken. Media zouden het breder uitlichten.
Trump snapt iets heel goed: als je achter een sport staat, dan laat je dat ook zien. Niet alleen via woorden, maar via daden. Aanwezigheid is macht.
Voor Amerika werkt dat. Voor de UFC werkt dat. En voor vechters? Die voelen zich gesteund. Zien dat hun werk serieus wordt genomen.
Het is tijd dat Willem-Alexander diezelfde stap durft te zetten. Niet alleen voor Rico Verhoeven. Maar voor een hele generatie vechters.
Lees het artikel op de mobiele website